(1) Het Kleine Europa heeft een groot verhaal nodig, De Standaard, 21 februari 2014

(2) Paul Verhaeghe, Politiek moet durven dromen, www.dewereldmorgen.be, 17 april 2013

(3) Gezinsenquête Vlaamse overheid

(4) Ilse Laurijssen, Ignace Glorieux & Suzana Koelet, 2009, Afstemming van beroepsloopbanen op gezinsverantwoordelijkheden: Een longitudinale analyse van de rol van arbeidskwaliteit bij de combinatie van arbeid en gezin, VUB, http://www.steunpuntloopbanen.be

Symoens, S., Bracke, P. (2007) 'Balanceren op de scheidingslijn tussen werk en gezin. Werk-gezin conflict en tevredenheid in Vlaanderen en andere Westerse landen', pp. 362-397, in: Pickery, J. (Ed.), SVR-Studie. Vlaanderen Gepeild!  Brussel: Studiedienst Vlaamse Regering.

(5) Ignace Glorieux, 2016, Tijdsbestedingsonderzoek, zoals hier geraadpleegd.

(6) Meire, Johan, Over Vrijbuiters en Ankertijd. De tijdsbeleving van kinderen onderzocht, Kind en Samenleving, 2013

(7) Onderzoekscentrum Kind en samenleving, 2011, Boetseren en bijeenpuzzelen; Kinderen en ouders over de omgang met hun gezinstijd

(8) Van Peer Christine, 2015,  De combinatie van arbeid en gezin bij eenoudergezinnen: strategieën en valkuilen, In Arbeid en gezin een paar apart SVR Studie Lieve Vanderleyden & Marc Callens (red.) 2015

(9) Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, september 2015, verslag 2015,
Kind en Gezin: 62% van de kinderen in Vlaanderen onder de 18 jaar woont in een gezin met twee werkende ouders. (p66 , cijfers 2015)

(10) Van Peer Christine, 2015,  De combinatie van arbeid en gezin bij eenoudergezinnen: strategieën en valkuilen, In Arbeid en gezin een paar apart SVR Studie Lieve Vanderleyden & Marc Callens (red.) 2015
Vlaanderen telt 112.251 eenoudergezinnen waar minstens één inwonend kind jonger is dan 18 jaar.
Het kind in Vlaanderen Kind en Gezin. 14,2% van de minderjarigen groeit op in een eenoudergezin (2017 cijfers Kind en Gezin)

(11) Gezinshoofd is de persoon die het kind fiscaal ten laste neemt.

(12) KuLeuven (2013), Ook in eenoudergezin overleeft klassieke rolverdeling., campuskrant Jaargang 25 n°1, 25 september 2013

(13) Het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (CSB), Universiteit Antwerpen Een structurele aanpak van de verarming van eenoudergezinnen in de Federatie Wallonië- Brussel Dorien Frans, Natascha Van Mechelen & Wim Van Lancker 20-10-2014

(14) Bewerking cijfers ADS, EAK 2015

(15) Ignace Glorieux et. al, 2015, België geklokt, resultaten van het Belgisch tijdsbestedingsonderzoek 2013

(16) Glorieux, I. & Koelet, S. (2002). Gendered Priorities. Differences between Men and Women in Balancing between Paid Work, Unpaid Work and Leisure. Brussel: Onderzoeksgroep TOR, Vrije Universiteit Brussel.

(17) Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, september 2015, verslag 2015

(18) Dit zijn cijfers van het RIZIV en gaan dus over vaders die al minstens drie dagen opnamen via de werkgever.

(19) De werkzaamheidsgraad of werkgelegenheidsgraad stemt overeen met het gedeelte van de bevolking dat werkt binnen de bevolkingsgroep op beroepsactieve leeftijd.  De totale werkzaamheidsgraad is het aandeel van werkende mensen, voltijds of deeltijds, binnen het totaal van de bevolking tussen 15 tot 64 jaar.  Er is dus een verschil met de activiteitsgraad waarmee de verhouding wordt weergegeven tussen de beroepsbevolking (het totaal aantal werkenden en de werklozen) en de totale bevolking.

(20) EAK 2017 (mogelijk mix van personen met deeltijds contract en deeltijds in stelsel zoals loopbaanonderbreking, tijdskrediet of thematisch verlof).

(21) Bron cijfers 2017 Statbel - EAK, Eurostat - LFS (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)

(22) Het glazen plafond wijst op de obstakels die vrouwen tegenkomen om door te breken tot de hoge posities op de carrièreladder . De sticky floor wijst op het fenomeen dat vrouwen later dan mannen beginnen aan hun klim op de carrièreladder.

(23) Ilse Laurijssen, Ignace Glorieux & Suzana Koelet, 2009, Afstemming van beroepsloopbanen op gezinsverantwoordelijkheden: Een longitudinale analyse van de rol van arbeidskwaliteit bij de combinatie van arbeid en gezin, VUB,

(24) Keene, J. R. & Quadagno, J. (2004), Predictors of perceived Work-Family Balance: Gender difference or gender similarity? Sociological Perspectives, 47(1), 1-23.

(25) Gillier,  Ch., 2013,  Combineren  in  je  eentje.  Arbeid  en  gezin  bij  werkende  alleenstaande ouders in Vlaanderen. Proefschrift tot het verkrijgen van de graad van Doctor in de Sociale Wetenschappen. KULeuven.

Gillier berekende dat 71% van de werkende alleenstaande ouders een arbeid-gezinsconflict (de som van beide vormen van spillover) ervaart in één van de beide richtingen (gezin-werk en/of werk-gezin). Het gaat dus vooral om werkstress die het gezinsleven binnensluipt (Gilleir, 2013; Willekens e.a., 2011).  Het onderzoek toont ondubbelzinnig aan dat werkende alleenstaande moeders meer conflict (in een of in beide richtingen) ervaren dan alleenstaande vaders: 42,8% ervaart dit regelmatig (meer dan 1 keer per week), bij vaders is dat 26%. Ook met hun seksegenoten in tweeverdienersgezinnen verschillen alleenstaande werkende moeders significant: ‘slechts’ 30,9% van de moeders in tweeverdienersgezinnen ervaart regelmatig conflict. Bij de mannen zijn de verschillen naar gezinstype minder uitgesproken?

(26) A Vercruyssen, 2008, De impact van work-family conflict op het welbevinden van de Vlaamse werkende moeder, Dag van de Sociologie (DVDS-2008)- soc.kuleuven.be.

(27) Symoens, S., Bracke, P., 2007, Balanceren op de scheidingslijn tussen werk en gezin. Werk-gezin conflict en tevredenheid in Vlaanderen en andere Westerse landen, pp. 262-297, in Pickery, J.e. (Ed.), Vlaanderen gepeild! 2007. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse regering.

(28) Bourdeaud’hui, R., Janssens, F. & Vanderhaeghe, S., 2004, Informatiedossier. Nulmeting Vlaamse Werkbaarheidsmonitor. Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaamse arbeidsmarkt 2004. Brussel: SERV – STV Innovatie & Arbeid

(29) Barnett, R., & Baruch, G. K., 1985, Women's Involvement in Multiple Roles and Psychological Distress. American Psychological Association, 49 (1), pp.135-145.

(30) Frone, M., Russel, M., & Barnes, G., 1996, Work-family conflict, gender, and health-related outcomes: A study of employed parents in two community samples. Journal of Occupational Health Psychology, 1 (1), pp.57-69.

(31) Nomaguchi, K., Milkie, M., & Bianchi, S., 2005, Time strains and psychological well-being. Do dual-earner mothers and fathers differ? Journal of Family Issues, 26 (6), pp.756-792.

(32) Frone, M., Barnes, G., & Farrell, M., 1994,Relationship of work-family conflict to substance use among employed mothers: The role of negative affect. Journal of Marriage and the Family, 56,pp.1019-1030.

(33) Bracke, P., & Wauterickx, N. 2004, Klachten van angst en depressiviteit in een representatieve steekproef van de Belgische bevolking. Archives of Public Health, 61 (5), pp.223-247.

(34) Symoens, S., Bracke, P. (2007) 'Balanceren op de scheidingslijn tussen werk en gezin. Werk-gezin  conflict en tevredenheid in Vlaanderen en andere Westerse landen', pp. 262-297, in: Pickery, J.e. (Ed.), Vlaanderen gepeild! 2007. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse regering.

(35) Van Peer Christine, 2015,  De combinatie van arbeid en gezin bij eenoudergezinnen: strategieën en valkuilen, In Arbeid en gezin een paar apart SVR Studie Lieve Vanderleyden & Marc Callens (red.) 2015.

(36) Symoens, S., Bracke, P., 2007, Balanceren op de scheidingslijn tussen werk en gezin. Werk-gezin  conflict en tevredenheid in Vlaanderen en andere Westerse landen', pp. 262-297, in:  Pickery, J.e. (Ed.), Vlaanderen gepeild! 2007. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse regering.

(37) Lippe, T. van der, Jager, A. & Kops, Y., 2003, In balans tussen werk en privé? De invloed van de arbeidssituatie en thuissituatie op combinatiedruk van mannen en vrouwen. Bevolking en Gezin, 32(3), 3-24.

(38) Ilse Laurijssen, Ignace Glorieux & Suzana Koelet, 2009, Afstemming van beroepsloopbanen op gezinsverantwoordelijkheden: Een longitudinale analyse van de rol van arbeidskwaliteit bij de combinatie van arbeid en gezin, VUB.

(39) Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE)

(40) Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, september 2015, verslag 2015.

(41) Deeltijds werken is voor watjes, 1 oktober 2016, De Standaard, MAXIE ECKERT, NIKOLAS VANHECKE

(42) Laurijssen Ilse, 2012, Verdeeld tussen arbeid en gezin. Een panelstudie naar de context en dynamiek van de keuze voor deeltijds werk

Deeltijds werk blijkt in België ook geen opstapje naar voltijds werk: 81 % van de deeltijdwerkers in België in 2010 werkte reeds meer dan een jaar deeltijds. Het overschakelen van een voltijdse naar een deeltijdse baan gebeurt in België dan ook hoofdzakelijk op vraag van de werknemer zelf; slechts 9,5 % van de deeltijdwerkers gaf in 2013 aan dat ze deeltijds werkten omdat ze geen voltijdse baan konden vinden (bron: rapport Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, september 2015, verslag 2015).

(43) Kate Raworth, 2018, Donut Economie. In zeven stappen naar een economie voor de 21ste eeuw Pelckmans Uitgevers, 384 blz.

(44) Jean de Sismondi (1773-1842): ‘niet de accumulatie van welvaart, maar het menselijk welzijn is het doel.’
E.F Schumacher (1911-1977) : “Small is Beautiful”, waarin hij ethiek en menselijke maat centraal stelt in het economische denken.
Manfred Max-Neef (1932 - ): ‘Economische ontwikkeling zou zich vooral moeten richten op het verwezenlijken van een aantal fundamentele menselijke behoeften: zoals levensonderhoud, participatie, creativiteit en het gevoel erbij te horen op een manier die past bij de context en de cultuur van de verschillende maatschappijen.’
Amartya Sen: Volgens Sen moet de economische ontwikkeling zich vooral richten op het bevorderen van de rijkdom van het menselijk leven in plaats van op de rijkdom van de economie waarin mensen leven. Welvaart draait om de mogelijkheden die mensen hebben om zich te ontplooien. Het doel zou moeten zijn het vergroten van de capaciteiten van mensen zoals gezond, mondig, creatief  zijn zodat ze in het leven dat kunnen doen of zijn dat ze waardevol vinden. Het verwezenlijken van deze capaciteiten is afhankelijk van de mate waarin mensen kunnen beschikken over de basisbenodigdheden van het leven – aangepast aan de context  van elke maatschappij - en die variëren van gezond voedsel, gezondheidszorg en onderwijs tot veiligheid en politieke inspraak.

(45) En om te onderzoeken hoe economieën die momenteel in financieel, politiek, en maatschappelijk opzicht verslaafd zijn aan groei kunnen leren te leven met en zonder groei.

(46) Basisbehoeften geformuleert door Raworth:

  1. Voldoende voedsel
  2. Drinkwater
  3. Behoorlijke sanitaire voorzieningen
  4. Toegang tot energie
  5. Mogelijkheid om hygiënisch te koken
  6. Toegang tot onderwijs
  7. Toegang tot gezondheidszorg
  8. Fatsoenlijke huisvesting
  9. Een minimuminkomen
  10. Behoorlijk werk
  11. Toegang tot informatienetwerken
  12. Toegang tot sociale ondersteuning

(47) Verleidelijk om voor de ecologische en sociale problemen apart beleid te ontwikkelen. Maar dat zal niet werken.  Ze zijn zo met elkaar verbonden dat ze allemaal moeten worden gezien als onderdeel van een complex socio-ecologisch systeem, zodat de oplossing ook gezocht moet worden binnen een groter geheel. Welzijn van de mens is afhankelijk van het welzijn van de planeet in zijn geheel.

(48) De moderne economie wordt gedomineerd door de neoklassieke stroming binnen de economische wetenschap.

(49) Katrine Marçal,2015, Je houdt het niet voor mogelijk, een jonge vrouw rekent af met (mannelijk) egoïsme in de economie, Uitgeverij De Geus

(50) Van Osch Thera, 2002, De uitdaging voor de 21e eeuw: Zorgzaamheid verankeren in het economisch systeem.

(51) Robeyns, Ingrid, Onzichtbare onrechtvaardigheden, Inaugurale rede, 5 november 2009, Erasmus Universiteit Rotterdam.

(52) De nobelprijswinnaars economie – de Amerikaan Joseph Stiglitz en de Indiër Amartya Sen – werden door de Franse president Sarkozy aangezocht om te onderzoeken in hoeverre het begrip bruto binnenlands product aan een update toe was. Samen met de Franse econoom Jean-Paul Fitoussi kwamen zij anderhalf jaar later met een rapport onder de veelzeggende titel 'Mismeasuring Our Lives - Why GDP Doesn't Add Up'.

(53) Richar Layard, emeritus aan de Londense School of Economics, stelt dat  ‘geluk het ultieme criterium is om te oordelen of we in een goede samenleving leven of niet. De vaders van de moderne economie, Adam Smith en John Stuart Mill, dachten er net zo over. Het doel van de economie was het creëren van de voorwaarden en instellingen waardoor mensen gelukkig zouden worden. In de loop van de twintigste eeuw is dat objectief uit het oog verloren, omdat geluk zogezegd niet meetbaar is.’

(54) Planbureau, 2019, Rapport aanvullende indicatoren naast het BBP

(55) Waardig werk  ‘vat samen wat mensen van het werk verwachten. Dat omvat diverse elementen: de mogelijkheid om een productief en behoorlijk verloond werk uit te oefenen; veiligheid op het werk en sociale bescherming voor het gezin; betere vooruitzichten op het vlak van persoonlijke ontwikkeling en sociale integratie; vrijheid om hun bezorgdheid uit te drukken, zich te organiseren en deel te nemen aan de besluitvorming die hun leven beïnvloedt, gelijkheid van kansen en behandeling voor alle mannen en vrouwen’. Waardige jobs ‘spelen een fundamentele rol in de strijd tegen armoede en vormen een middel om te komen tot een duurzame ontwikkeling die steunt op billijkheid en sociale insluiting’. (www.indicators.be, taskforce duurzame ontwikkeling van het federaal planbureau)

(56) Hoeveel uren worden er gemiddeld gespendeerd aan vrije tijd per dag.

(57) Skidelsky R. & Skidelsky E., 2012, How Much is Enough? Money and the Good Life, Other Press, New York.

(58) Een loonmatiging van 3% werd gekoppeld aan 3% meer aanwervingen en 5% werktijdverkorting. Hierdoor werden enkele tienduizenden jobs gecreëerd.

(59) De mogelijkheid om arbeidstijd te annualiseren bestaat al sinds de jaren ’80: de referteperiode is in principe een trimester, maar zij kan op ten hoogste één jaar (annualisering van de arbeidsduur) worden gebracht bij koninklijk besluit of bij collectieve arbeidsovereenkomst, evenals bij eenvoudige wijziging van het arbeidsreglement in de ondernemingen die niet genieten van de bepalingen van een koninklijk besluit of een collectieve arbeidsovereenkomst.

(60) die gelijkstaat met de wekelijkse normale arbeidsduur voor een voltijdwerker, per sector of onderneming bepaald bij cao (betrekking op voltijdsen en geen rekening met overuren en afwezigheden). 

(61) EuroFound heeft de jaarlijkse arbeidsduur in de EU-landen voor 2013 geraamd door de wekelijkse conventionele arbeidsduur (of, met andere woorden, de collectief onderhandelde arbeidsduur) te vermenigvuldigen met het aantal werkweken in een periode van een jaar (52), na aftrek van de  jaarlijkse vakantie en de feestdagen. Met de overuren, of nog, de afwezigheden wegens ziekte, ouderschaps- of bevallingsverlof, wordt bij de becijfering geen rekening gehouden. De ramingen moeten derhalve omzichtig worden geïnterpreteerd Uit die raming blijkt dat België, ten opzichte van de andere beschouwde landen, in 2013 de langste jaarlijkse arbeidsduur zou hebben laten optekenen, namelijk 1 746 uur. Dat resultaat ligt ook boven het Europese gemiddelde. Duitsland, waar de wekelijkse arbeidsduur dicht bij de onze ligt (37,7 uur), heeft een kortere jaarlijkse arbeidsduur omdat bij de berekening een groter aantal vakantiedagen in aanmerking wordt genomen. In België heeft de berekening plaatsgehad op basis van het wettelijk minimaal aantal vakantiedagen (20 dagen). Andere instellingen, bijvoorbeeld de OESO, hebben ook de jaarlijkse arbeidsduur geraamd. De resultaten moeten eens te meer omzichtig worden geïnterpreteerd vanwege de diversiteit van de gebruikte basisbronnen (voor sommige landen de nationale rekeningen, voor andere de EAK). In de berekeningen van de OESO worden de werkweken gecorrigeerd voor de afwezigheden om andere redenen dan de jaarlijkse vakantie en feestdagen (bijvoorbeeld: ziekte) en wordt rekening gehouden met de overuren. De raming gebeurt voor een relatief lange periode (maar de Belgische reeks vangt aan in 1995). Volgens de OESO moet die jaarlijkse arbeidsduur enkel worden gebruikt om het verloop van de arbeidsduur (van de loontrekkenden die voltijds en deeltijds werken) te evalueren, veeleer dan om de niveauverschillen tussen landen te kwantificeren. Zo wordt in alle beschouwde landen een neerwaartse tendens van de jaarlijkse arbeidsduur. Die neerwaartse tendens is vooral uitgesproken in Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk en Nederland. In België blijft de jaarlijkse arbeidsduur veeleer nagenoeg stabiel.

(62) ‘Deel zijn van iets wat groter is dan jezelf’, uit Wascabi, 2017, p 49-52

(63) ‘Vrijwilligerswerk: cijfers, omgeving en SWOT-analyse’, Horizontaal Vrijwilligersoverleg, juli 2017

(64) Meire, Johan, dossier Gezinstijd,  www.expoo.be,

(65) Strzadins Lyndall, Baxter Jennifer A., Li Jianghong, ‘Long hours and Longings : Australian’s children’s views of fathers’ work and family time, gepubliceerd in ‘Journal of Marriage and Familiy’, augustus 2017, p. 965-982

(66) Studiedienst Vlaamse Regering, Sporen naar Duurzame Mantelzorg, juni 2016

(67) DG for Employment, Social Affairs and Equal Opportunities Study to support an Impact Assessment on further action at European level regarding Directive 2003/88/EC and the evolution of working time organisation. Annex 1 - Study on health and safety aspects of working time 21 December 2010

(68) Hour-glass ceilings: work-hour thresholds, gendered health inequities, Huong Dinh, Lyndall Strazdins, Jennifer Welsh, Social Science & Medicine 176 (2017) p 42-51

(69) Vrouwen verdienen minder, werken in minder kwaliteitsvolle jobs, hun vrije tijd is minder kwaliteitsvol en qua huisvesting moeten ze het doorgaans ook met minder doen dan mannen.

(70) 44% van de loontrekkende vrouwen werkt deeltijds.

(71) Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen, Gender en Inkomen. Analyse en ontwikkeling van indicatoren, 2011

(72) Het begrip financiële afhankelijkheid staat voor het armoederisico dat bestaat als iemand met eigen middelen in zijn behoeften moet voldoen, zonder hulp van anderen.

(73) Een nieuwe kwetsbaarheid. De lagere inkomensklassen in België (1985-2016). Een analyse op basis van het CeSO-rapport ‘De lage middenklasse in België’, 2019

(74) Dat is bijvoorbeeld wel aangetoond voor de arbeidstijdverkorting in de Vlaamse non-profitsector: http://www.npdata.be/BuG/

(75) ‘Hour-glass ceilings: work-hour thresholds, gendered health inequities’, Huong Dinh, Lyndall Strazdins, Jennifer Welsh, Social Science & Medicine 176 (2017) 42-51, Elsevier

(76) Zelfstandige werkende vrouwen kunnen twaalf weken moederschapsrust opnemen. Waarvan drie verplicht op te nemen weken (één week voor de vermoedelijke bevallingsdatum en twee weken, startend vanaf de bevallingsdatum) en negen weken die je naar keuze kan opnemen (in periodes van zeven kalenderdagen; vanaf drie weken tot en met de achtste dag voor de vermoedelijke bevallingsdatum; binnen de 38 weken vanaf de bevallingsdatum).  Tijdens de verplichte drie weken moeten alle activiteiten volledig stopgezet worden. Tijdens de optionele weken mag je je activiteiten als zelfstandige maximaal de helft uitoefenen. Doe je dit dan heb je maximaal achttien weken moederschapsrust. De voltijdse uitkering bedraagt 484,90 euro per week.

De regeling voor vrouwelijke ambtenaren is gelijklopend met die in de privé, met uitzondering dat vrouwelijke ambtenaren die statutair zijn 100% van hun loon ontvangen tijdens de moederschapsrust.

(77) 56 036 gevallen in 2016

(78) Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, 2011, De ervaringen van werknemers met vaderschapsverlof in België: Een kwantitatieve studie.

(79) Huerta, M.; Adema, W.; Baxter, J.; Han, W.; Lausten, M.; Lee, R.; Waldfogel, J. 2013. “Fathers’ leave, fathers’ involvement and child development: Are they related? Evidence from Four OECD Countries”, in OECD Social, Employment and Migration Working Papers, No. 140 (Paris, OECD Publishing). Available at http://www.oecd-ilibrary.org/social-issues-migrationhealth/fathers-leave... [2 Apr. 2014].

(80) Asher, R. 2011. Shattered. Modern motherhood and the illusion of equality (London, Harvill Secker).

(81) De postpartumperiode duurt tot zes à acht weken na de bevalling, tot de vrouw weer begint te menstrueren (tenzij ze borstvoeding geeft). Op fysiologisch vlak wordt deze periode gekenmerkt door de baarmoederinvolutie, de ontwikkeling van het endometrium (baarmoederslijmvlies), de herneming van de menstruele cyclus en het geleidelijke herstel van de bekkenbodemtonus. Bron: www.e-gezondheid.be.

(82) Robeyns, Ingrid, Onzichtbare onrechtvaardigheden, Inaugurale rede, 5 november 2009, Erasmus Universiteit Rotterdam.

(83) Bij werklozen gaat het erom dat ze gedurende de periode van het vaderschapsverlof vrijgesteld zouden worden van de plicht om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt.

(84) De CD&V-kamerleden Els Van Hoof, Sonja Becq en Nahima Lanjri dienden daar in 2015 een wetsvoorstel over in.

Portugal twintig dagen vaderschapsverlof waarvan vijftien dagen verplicht, Italië één dag verplicht, Chili vijf dagen verplicht. ILO, 2014 Maternity and paternity at work: law and practice across the world

(85) Mareike Bünning, What Happens after the ‘Daddy Months’? Fathers’ Involvement in Paid Work, Childcare, and Housework after Taking Parental Leave in Germany. European Sociological Review, Volume 31, Issue 6, 1 December 2015, Pages 738–748

Duvander, A.-Z., & Johansson, M. (2018). Does fathers’ care spill over? Evaluating reforms in Swedish parental leave program. Feminist Economics.

Geisler, E., & Kreyenfeld, M. (2018). Policy reform and fathers’ use of parental leave in Germany: The role of education and workplace characteristics. Journal of European Social Policy.

Rege, Mari and Ingeborg F. Solli. 2013. “The Impact of Paternity Leave on Fathers’ Future Earnings.” Demography 50(6): 2255–77.

Hook JL (2010) Gender inequality in the welfare state: sex segregation in housework, 1965–2003. American Journal of Sociology 115(5): 1480–1523.

Pettit B and Hook JL (2005) The structure of women’s employment in comparative perspective. Social Forces 84(2): 779–801.

(86) Geisler, E., & Kreyenfeld, M. (2011). Against all odds: Fathers’ use of parental leave in Germany. Journal of European Social Policy, 21(1), 88–99. 

(87) INTERNATIONAL NETWORK ON LEAVE POLICIES AND RESEARCH 14th International Review of Leave Policies and Related Research 2018 EDITED BY SONJA BLUM (UNIVERSITY OF HAGEN), ALISON KOSLOWSKI (THE UNIVERSITY OF EDINBURGH), ALEXANDRA MACHT (OXFORD BROOKES UNIVERSITY) AND PETER MOSS (UCL INSTITUTE OF EDUCATION, UNIVERSITY COLLEGE LONDON).

(88) De genderbonus werd geschrapt in 2017 en vervangen door een extra maand specifiek voorbehouden voor de vader. In plaats van twee maanden, is er nu drie maanden van het ouderschapsverlof specifiek voorbehouden voor vaders. De genderbonus sloeg in Zweden maar weinig aan. Het vereiste dat beide ouders hun acht maanden verlof opnamen om dan via de belastingen een monetaire bonus te ontvangen. De drempels om van de genderbonus gebruik te maken bleken te groot (via belastingen, uitgestelde return, te complex, onvoldoende bekend).

(89) Robeyns, Ingrid, Gheaus, Anca,  Equality-Promoting Parental Leave, Journal of Social Philosophy, Vol. 42 No. 2, Summer 2011, 173–191.

(90) M. Versantvoort, 'Streven naar het Scandinavische model? Effecten van ouderschapsverlof op de arbeidsmarktpositie van vrouwen,' Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 24 (2), 2008, pp. 189-207

(91) Het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (CSB), Universiteit Antwerpen Een structurele aanpak van de verarming van eenoudergezinnen in de Federatie Wallonië- Brussel Dorien Frans, Natascha Van Mechelen & Wim Van Lancker 20-10-2014

(92) Een eerste stap was de afschaffing van de uitkering in 2015 en uiteindelijk werd vanaf april 2017 het recht op tijdskrediet zonder motief afgeschaft. Dit tijdskrediet bood de werknemer de mogelijkheid om het werk 1 jaar volledig, 24 maanden halftijds of 5 jaar met 1/5 te onderbreken. Een mix maken van deze combinaties tot een voltijdse periode van één jaar was mogelijk. Om de aanvraag in te dienen, moest de werknemer vijf jaar werken en twee jaar anciënniteit hebben bij zijn/haar werkgever.

In het tijdskrediet zonder motief houdt de overheid met hoogstens één kalenderjaar tijdskrediet rekening bij de berekening van het pensioen. Als de werknemer het tijdskrediet ‘zonder motief’ opneemt in een 1/5-formule worden de niet gewerkte dagen mee verrekend in het pensioen.

(93) Cantillon, Bea; Ghysels, Joris; Spiessens, Katleen; Vercammen, Kim,  De sociale gelaagdheid van het gebruik van verlofstelsels door ouders met jonge kinderen, CSB Bericht, September 2010

(94) Onderzoek naar de vraagzijde van de buitenschoolse opvang en vrije tijd van kinderen in Gent. 2016-2017. ISOS-kenniscentrum Plantijn Hogeschool in opdracht van de Jeugddienst van de stad Gent

(95) Peleman B, Boudry C, Bradt, L, Van de Walle, T & Vandenbroeck, M (2014). Schoolkinderen en hun opvang. Wat leren ze ons over de kwaliteit? Gent: VBJK

(96) Onderzoek naar de vraagzijde van de buitenschoolse opvang en vrije tijd van kinderen in Gent. 2016-2017. ISOS-Kenniscentrum Plantijn Hogeschool in opdracht van de Stad Gent, Jeugddienst

(97) Dit voorstel werd op 1 februari 2019 door de meerderheidspartijen VLD, CD&V en N-VA ingediend in het Vlaams Parlement

(98) Stop de commercialisering van de kinderopvang’, De Morgen, 24 september 2016

(99) Mantelzorgers onmisbaar kapitaal voor onze samenleving. Toespraak van dr. A.H.G. Rinnooy Kan, voorzitter SER, voor de Nationale Mantelzorg,  11 juni 2009, World Trade Centre te Rotterdam.

(100) Cijfers uit 2008. Gemiddelde wekelijkse arbeidsduur naar geslacht en arbeidsregime (Gewesten, België, EU; 1983-2009). FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie- EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE)

(101) Bij niet-voltijds werkende loontrekkenden zijn vooral de halftijdse (50%) en vier vijfde jobs in trek. Ze zijn samen goed voor 60% van de deeltijdse loontrekkenden. 13,7% van de deeltijds werkende loontrekkenden werkt minder dan halftijds en 13,4% werkt tussen de 51% en 74% van een vergelijkbare voltijdse job. Drie vierde jobs zijn goed voor een kleine 10 procent van de deeltijdse loontrekkenden en 3,2% is meer dan 80% van een voltijdse betrekking aan de slag. Deeltijds werkende vrouwen vinden we vaker terug in een halftijdse job (33,5%) dan in een vier vijfde job (26,4%). Bij mannen noteren we het omgekeerde: 34,2% van de deeltijds werkende mannen heeft een vier vijfde job en 26,7% een halftijdse job.