Pleidooi voor nieuwe rituelen
Ritueel, spontaan denk ik dan aan 1 november, Allerheiligen. Als kind keek ik bijna even hard uit naar deze dag als naar Sinterklaas. Vandaag zit ik niet meer op de Sint te wachten en is 1 november een vakantiedag als een ander. En toch vind ik rituelen waardevol. Niet per se de grootse ceremoniële vieringen maar de kleine dagelijkse. Waarom? Omdat ze doen stilstaan. Omdat ze rust, structuur en houvast bieden waardoor ons leven meer in balans is. En is dat niet wat we allemaal willen? Tijd voor een pleidooi.
Allerzielen
Terug naar 1 november. Ik associeer die dag nog altijd met de stilte van begraafplaatsen, de geur van natte bladeren, pistolets, Limburgse vlaaien ... Hygge[1], Ubuntu[2], Nunchi [3]en andere buzzwoorden[4] moesten toen nog uitgevonden worden. Wij hielden het simpel, sereen en gezellig. En altijd volgens hetzelfde trage patroon. Stilstaan bij graven van voltooide levens. Ieder voor zich, stil verdriet. Daarna iedereen rond de tafel bij mijn oma. Wij zijn geen familie van praters, maar op dagen als deze kwamen de tongen los. Alsof dat stil verdriet zich een weg naar buiten zocht. Anekdotes, verhalen over zij die er niet meer waren ...
Verloren zielen
Toen mijn oma er zelf niet meer was, brokkelde het ritueel langzaam af. Oorzaak? Het leven: carrières, kleinkinderen, ambities die zich elders afspelen. Ik pleit schuldig. En toch mis ik het. Niet dat ik deze overpeinzing wil herleiden tot een ‘vroeger was het beter’-preek. Heb geen vrees. Maar slaat de slinger nu niet te veel de andere kant uit? Met het geloof is ons houvast weggevallen. Het gat dat in de plaats gekomen is, consumeren we liever dicht. Denk maar aan het uit Amerika geïmporteerde nepritueel Halloween. Bij elke lelijke uitgeholde pompoen die ik passeer, verlang ik naar een nieuw ritueel.
Gewonigheden, geen gewoonten
Dat hoeft niets groots te zijn. De rituelen waar ik voor pleit gaan over het kleine, het dagelijkse. Handelingen die rust brengen in je hoofd. Die je even losrukken uit de waan van de dag. Gewonigheden zoals psycholoog Dirk De Wachter ze omschrijft.
Kleine kanttekening: een ritueel is niet gelijk aan routine of aan een gewoonte. Die geven ook structuur en houvast maar hebben op zich geen betekenis. Vaak zijn het onbewuste handelingen. Dingen die je bijna op automatische piloot doet. Het zogezegde ‘ochtendritueel’. In mijn geval vaak hectisch en strak getimed. Brengt het rust? Mijn bloeddruk doet het tegendeel vermoeden. Verbinding? Bof, de ochtendlijke onderhandelingen met dochterlief monden zelden uit in een gevoel van samenhorigheid. Dus neen, dit valt niet onder de definitie van een ritueel. Een echt ritueel laat geen stopwatch toe.
Nieuwe rituelen
In vele gezinnen is het avondmaal het ritueel bij uitstek. In het ideale scenario is dat het moment waarop iedereen samen eet, de dag overloopt, bijpraat. Bij mij verloopt dat tijdens de week bijna nooit comme il faut. Door agenda’s die niet op elkaar zijn afgestemd, door een kleuter die vroeg honger heeft en op tijd naar bed moet.
Wat tijdens de week niet lukt, wordt tijdens het weekend dubbel en dik gecompenseerd. Enter het vrijdagse aperitief. Een alternatief ritueel dat zich een plekje opeiste aan het einde van de week.
Aanvankelijk nog ongestructureerd maar nu in een vast en simpel scenario. Wat gezonde en minder gezonde hapjes op tafel (bereidingstijd: maximum 10 minuten), een drankje voor vader en moeder en iets zoets voor het gebroed. Meer moet dat niet zijn. We overlopen de voorbije week, maken plannen voor het weekend, spelen een gezelschapsspel ... Onze Heilige Graal, een rustheuvel in de week.
Foertritueel
Het hierboven beschreven vrijdagse aperitief is een sociaal gebeuren. Toch wil ik persoonlijk een pleidooi houden voor een ik-ritueel. Gun jezelf af en toe een moment van puur egoïsme. Een foertdag, zoals bij schoenenreus Torfs. Mijn ultieme foertdag? ’s Ochtends heel vroeg de trein nemen naar ofwel de zee ofwel Brussel. Ik spreek met niemand af, heb geen plan. Mijn doel? Verloren lopen. Ik geef toe, aan zee gaat dat niet zo gemakkelijk. In Brussel, de stad waar ik tien jaar heb gewoond, evenmin. En dus loop ik verloren in mijn hoofd. Ik spring van de ene gedachte naar de andere, neem hier en daar een korte bocht. Cirkelredeneringen stuur ik terug naar af. Ik blijf wandelen tot mijn voeten en/of maag protesteren. Dan zoek ik een etablissement met voldoende couleur locale. De gedachten in mijn hoofd stuur ik wandelen. In de plaats daarvan beeld ik mij de levens in van de andere gasten.
Kom ik ’s avonds thuis, dan ben ik weer een beter mens. Waarom dat zo is? Omdat je er pas voor anderen kunt zijn, als je met jezelf in het reine bent. Of zoals journaliste Eva Berghmans het in De Standaard (18.10.2019) mooi verwoordt: “Eerst het zelf en dan de ander. Niet minder zelf maar meer, of nee, niet meer zelf maar beter, completer – verlangen, ambities, noden en tekortkomingen incluis.”
Practice what you preach
Klinkt allemaal erg nobel. Maar een ritueel is pas een ritueel als het een plaats krijgt in de tijd. Leg het dus vast. Plan het in dat egomoment, anders komt er niets van in huis. Ondergetekende kan het weten. Nadat ik dit stuk geschreven had, ging ik bij mezelf na hoelang het geleden was dat ik nog eens een foertdag had ingelast. Een jaar? Twee jaar? Had ik toen al een kind ...? ‘Practice what you preach’, zingt Barry White op de achtergrond. Misschien, binnenkort in de kerstvakantie?
[1] Een Deens woord dat duidt op een sfeer van gezelligheid.
[2] Een Zuid-Afrikaanse filosofie die pleit dat alle mensen met elkaar verbonden zijn. ‘Ik ben omdat wij zijn.’
[3] Een Zuid-Koreaans begrip dat duidt op een diepere relatie met je naasten door observatie en intens aanvoelen.
[4] Een modewoord.