De vergeten droom
Een kleine eeuw geleden waren enkele grote denkers ervan overtuigd dat betaalde arbeid steeds minder een prominente rol zou spelen in de levens van mensen. In plaats van hun hoofd te breken over de moeilijke combinatie van betaalde en onbetaalde arbeid, zoals mensen nu doen, zouden ze uitgedaagd worden door een overvloed aan vrije tijd. Eén van die denkers was John Maynard Keynes.

Keynes’ profetie
Bij het aanbreken van de Grote Depressie in 1930 publiceerde Keynes een essay getiteld Economic Possibilities for our Grandchildren. Daarin voorspelde hij dat de Westerse mens in 2030 slechts vijftienuur per week zou moeten werken. Door de technologische vooruitgang zou een steeds grotere productiviteit per uur mogelijk zijn, en dus zouden mensen minder hoeven te werken om hun materiële behoeften te bevredigen. ‘Dan staat de mens voor het eerst in zijn bestaan voor een echt en blijvend probleem: hoe om te gaan met dat bevrijd zijn van economische zorgen, hoe invulling te geven aan de vrije tijd die de wetenschap en samengestelde rente hem hebben bezorgd, hoe verstandig en prettig en goed te leven’, voorspelde hij.
Keynes was niet de enige intellectueel die pleitte voor meer vrije tijd (57).
- Benjamin Franklin, één van de grondleggers van de Verenigde Staten, voorspelde zowat honderd jaar voor Keynes dat mensen ooit niet meer dan vier uur per dag zouden moeten werken. En John Stuart Mill stelde vijftig jaar voor Keynes dat meer rijkdom het beste in meer vrije tijd kon omgezet worden.
- In 1926 voerde Henry Ford, uitvinder van de lopende band, als eerste de vijfdaagse werkweek in. Hij had ontdekt dat zijn werknemers alleen maar productiever werden van een kortere werkweek.
- In 1930 werd door de Amerikaanse Senaat een wet voor de 30-urige werkweek aangenomen. De wet strandde in het Huis van Afgevaardigden.
- Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef het idee van arbeidsduurvermindering voortleven. Richard Nixon beloofde in 1956 dat er in de nabije toekomst nog maar vier dagen hoefde gewerkt te worden.
Geschiedenis arbeidsduurvermindering België
Eind 19de en begin 20ste eeuw woedde er een enorme sociale strijd om de arbeidstijd te verkorten. De opkomst van de industrialisering en het kapitalisme zorgde ervoor dat werkweken van 60-70 uur in de fabrieken de standaard waren. Werkdagen van 12-14 uur waren normaal. Voor mannen, vrouwen en kinderen! Begin 20ste eeuw werd de werkdag verkort tot ongeveer 10 uur en werkten de mensen zes dagen op zeven. De volgende stap was de internationale strijd voor de 8-urige werkdag, onder het motto 8 uur werken, 8 uur slapen en 8 uur ontspanning. Die werd in 1921 ook in België ingevoerd. Ten tijde dat Keynes zijn essay schreef, was de 48-urige werkweek de norm.
Gedurende de 20ste eeuw is de jaarlijkse conventionele arbeidsduur verminderd. Tot de jaren ’75 was er sprake van een sterke stijging van de economische groei. De arbeidsduurvermindering die tot deze periode plaatsvond, was het resultaat van een maatschappelijke logica die neerkwam op de verdeling van de opbrengsten van de groei. In de jaren ‘50 daalde in de meeste sectoren en bedrijven de arbeidsduur officieel naar 45 uur per week. In 1974 werd in de meeste sectorale cao’s de 40-urige werkweek en de vijfdagenweek als standaard opgenomen. Dit werd in 1978 wet.
Vanaf midden jaren ’70, met de oliecrisissen, stokte de economische groei en steeg het aantal werklozen. Dit bracht vakbonden en werkgevers ertoe expliciet te onderhandelen over een verdeling van de productiviteitstoename tussen loonsverhoging, vermindering van de arbeidsduur en creatie van jobs of beperking van afdankingen. Er was een nieuw denkpatroon ontstaan – dat van de arbeidsherverdeling – dat verschilde van de logica gebaseerd op een verdeling van de groeiopbrengsten. Dit leidde tot maatregelen die meer gericht waren op flexibiliteit en arbeidstijdherschikking, zoals het brugpensioen, het experiment ‘Hansenne 5-3-3’ (1983)(58), de annualisering van de arbeidstijd (1985)(59), de stelsels voor loopbaanonderbreking, voor halftijds brugpensioen, ter bevordering van deeltijdse arbeid... Van toen af werd er steeds meer ingezet op een individuele vermindering van de arbeidstijd. Dit zien we weerspiegeld in het succes van tijdskrediet en thematische verloven. In 2003 kennen we wel nog een collectieve arbeidsduurvermindering naar 38 uur.
Arbeidstijd in België
De minimale en maximale grenzen van de arbeidsduur liggen vast in de arbeidswet van 16 maart 1971. De regelgeving inzake werk- en rusttijden is gebaseerd op wat als ‘normaal’ of in ieder geval als ‘meest gangbaar’ wordt beschouwd. Zowel sectoraal als individueel kunnen afwijkingen toegestaan worden.
Een als normaal beschouwde arbeidsregeling, waarop dus geen afwijkende bepaling moet worden toegepast, is een regeling waarin:
- de maximale arbeidsduur beperkt is tot 8 uur per dag en 40 uur per week (38 uur per week op jaarbasis);
- de arbeidsweek duurt van maandag tot (uiterlijk) zaterdag;
- er 's nachts niet wordt gewerkt (tussen 20 uur en 6 uur);
- op feestdagen rust wordt genomen.
In 2013 bedroeg de conventionele arbeidsduur (60) in België 37,8 uur per week. Wat dicht bij de zogenoemde wettelijke duur ligt. Die duur ligt zeer dicht bij het Europese gemiddelde en bij dat van de Noordse landen (61).
De gebruikelijke arbeidsduur stemt overeen met de normaliter tijdens een standaardweek te werken uren en verschilt van de conventionele arbeidsduur naargelang de omvang van de deeltijdarbeid en de gebruikelijke overuren. In 2018 bedroeg de gebruikelijke arbeidsduur van een Belgische loontrekkende gemiddeld 35,5 uur per week,
De effectieve arbeidsduur wijkt dan weer af van de gebruikelijke arbeidsduur omdat de werknemer ofwel niet-gebruikelijke overuren verricht ofwel afwezig is wegens, bijvoorbeeld ziekte, vakantie of opleiding. In 2018 bedroeg de effectieve arbeidsduur gemiddeld 34,8 uur per week.
Gemiddelde wekelijkse arbeidsduur
Voltijds werkende | Deeltijds werkende | Totaal | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Man | Vrouw | Totaal | Man | Vrouw | Totaal | Man | Vrouw | Totaal | |
Gebruikelijke | 39,8 | 37,9 | 38,9 | 25,9 | 25,3 | 25,6 | 38,4 | 32,5 | 35,5 |
Effectief | 39,0 | 37,4 | 38,2 | 24,4 | 24,3 | 24,3 | 37,55 | 31,7 | 34,8 |
Bron: Eurostat
In 2018 werkte een voltijdse werknemer in België gemiddeld 38,9 uur per week; een loontrekkende deeltijdbaan was gemiddeld goed voor 25,6 werkuren.
Gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bij 15-plussers naar geslacht en arbeidsregime (2016)
Voltijds werkende | Deeltijds werkende | Totaal | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Man | Vrouw | Totaal | Man | Vrouw | Totaal | Man | Vrouw | Totaal | |
Vlaams Gewest | 42,6 | 40 | 41,7 | 24,4 | 24,5 | 24,5 | 40,8 | 33,2 | 37,2 |
Waals Gewest | 41,2 | 39 | 40,4 | 23,2 | 23,9 | 23,7 | 39,4 | 32,5 | 36,2 |
Brussels H. Gewest | 41,7 | 39,6 | 41 | 21,4 | 23,6 | 23 | 39,4 | 34,3 | 37 |
België | 42,1 | 39,7 | 41,2 | 23,8 | 24,2 | 24,1 | 40,2 | 33,1 | 37 |
EU-28 | 42,3 | 40 | 41,40 | 19,2 | 20,6 | 20,3 | 40 | 33,7 | 37,1 |
Bron: Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE)
De gemiddelde arbeidstijd van mannen ligt aanzienlijk hoger dan die van vrouwen. Dat heeft te maken met het grotere percentage vrouwen dat deeltijds werkt.

Het aandeel deeltijdwerkers in het totale aantal werkenden is gedurende de laatste 30 jaar sterk gestegen, maar ook het aantal gewerkte uren per deeltijdwerker nam toe: waar de deeltijds werkende loontrekkende in de jaren ‘80 gemiddeld ongeveer 20 uur per week werkte, was dat in 2018 25,6 uur (gedeeltelijk ook door het ontstaan van de 4/5-banen).
De sterke stijging van het aandeel deeltijdwerkers is positief gecorreleerd met de ontwikkeling van de werkgelegenheidsgraad in België gedurende dezelfde periode.
Beleid gericht op flexibilisering werktijd - Wet Kris Peeters
Werkbaar en wendbaar werk
De verzuchtingen met betrekking tot combinatie werk en privé, zette het beleid aan tot actie. De wet Werkbaar en Wendbaar werk diende gepaste antwoorden te bieden. Glijdende uurroosters, occasioneel telewerk, loopbaansparen en het schenken van verlof zijn maatregelen die de werknemer moeten toelaten om meer autonomie te hebben over zijn arbeidstijd en langer aan het werk te blijven (de pensioenleeftijd werd namelijk verhoogd naar 67 jaar). Daartegenover staat echter een flexibilisering van de werktijd: tijdens piekmomenten kunnen werknemers gevraagd worden om maximum 45 uur per week en 9 uur per dag te werken. Deze uren moeten later op het jaar gecompenseerd worden zodat men op jaarbasis de 38 urenweek niet overschrijdt. Bovendien is het systeem van overuren uitgebreid tot 143 uren per trimester. Nieuw is het begrip ‘vrijwillige’ overuren. De werknemer kan via schriftelijk akkoord overeenkomen om nog 100 overuren per kalenderjaar te presteren, als mogelijkheid om het loon aan te vullen.
De maatregelen om het werk werkbaar te houden zijn minimaal en staan niet in verhouding met de mate waarin flexibiliteit van de werknemer geëist kan worden. Langere werkweken zijn nefast voor de dagelijkse combinatie van werk en privé. Bovendien zijn de maatregelen met betrekking tot werkbaar werk slechts mogelijk voor een minderheid van de werknemers en zullen ze op vlak van genderverschillen weinig impact hebben.
Keynes’ ‘fout’
Om terug te komen op de profetie van Keynes. Anno 2014 beschikken we inderdaad over vier tot vijf keer meer rijkdom dan 100 jaar geleden maar is de daling van het aantal uren betaald werk per week verhoudingsgewijs veel minder sterk. De standaardnorm voor voltijds werk ligt in België nog steeds op 40 (38) uur per week. Heel wat mensen werken ook meer dan 40 uur, terwijl anderen werkloos aan de kant staan. Niets wijst erop dat we naar een 15-urige werkweek evolueren tegen 2030. Integendeel, vandaag is de teneur activeren, harder en langer werken.
Hoe komt het dat de voorspelling van Keynes niet is uitgekomen? Waar in die honderd jaar is het misgelopen?
Volgens vader en zoon Skidelsky zag Keynes twee belangrijke zaken over het hoofd:
- Het kapitalisme creëert steeds nieuwe behoeften.
- Rijkdom en behoeften zijn relatief.
Kapitalisme en nieuwe behoeften
Keynes maakte een foute inschatting door te veronderstellen dat de behoeften van mensen doorheen de tijd niet zouden veranderen. Hij stelde een aantal basisbehoeften voorop, maar kon niet voorspellen dat het kapitalisme steeds meer behoeften zou creëren. Je hebt de continue verbetering van producten en het feit dat mensen soms onverzadigbaar lijken en steeds op zoek gaan naar meer en nieuw: een nieuwe auto, ook al rijdt de huidige nog perfect, een dure smartphone, elk jaar nieuwe kledij om mee te zijn met de laatste mode, een groot huis met de nieuwste keuken en snufjes… Volgens de Skidelsky’s speelt reclame hierin een niet te onderschatten rol.
Rijkdom en behoeften zijn relatief
Een tweede factor die Keynes over het hoofd zag, is dat rijkdom en dus ook de behoeften van mensen relatief zijn. Keynes onderschatte het feit dat wanneer de basisbehoeften van mensen vervuld zijn, ze zich ook vergelijken met mensen uit hun omgeving. Naarmate we in het Westen rijker werden, is ook de ongelijkheid toegenomen. Dat maakt dat mensen die minder hebben zich gaan vergelijken met diegenen die meer hebben. Ze worden afgunstig en willen meer statusgoederen vergaren. Daarvoor heb je inkomen nodig en ga je dus net harder werken. In landen met meer inkomensgelijkheid bestaat veel minder de drang om harder te werken en rijker te worden.
Winsten naar aandeelhouders
Een derde factor is het feit dat de winsten van de productiviteitsgroei niet naar de werknemers gingen, maar meer en meer naar de aandeelhouders (cf. hoofdstuk II.I).
Deze drie factoren hebben ertoe bijgedragen dat we rijkdom niet hebben omgezet in meer vrije tijd, maar in meer geld en meer consumptiemiddelen. De negatieve gevolgen voor de combinatiedruk, het milieu, de economie en ons welzijn namen we erbij.
Voor Femma is het hoog tijd dat we opnieuw kiezen voor meer tijd in plaats van groei, productie en consumptie. Femma stelt de 30-urige werkweek voor als nieuwe norm voor voltijds werk.
Graeber’s bullshitjobs
We werken niet minder omdat een bevolking met veel vrije tijd ontwrichtend kan werken. Werken disciplineert de mens, en de heersende machten hebben niets liever dan gedisciplineerde mensen die overdag werken en ’s avonds voor de buis zitten. David Graeber, professor Antropologie aan de London School of Economics, wijst erop dat in de sfeer van de politiek en de moraal een antwoord ligt op de vraag waarom Keynes’ voorspelling niet uitkomt. Graeber stelt dat Keynes gelijk had en dat alles wat we nodig hebben wel degelijk in ongeveer vijftien uren per week gemaakt wordt. We zouden een aanzienlijk minder aantal uren kunnen werken zonder dat de productie eronder lijdt. Veel van ons werk is zinloos, meent Graeber, en heeft met de reële economie van goederen en diensten zo goed als niets te maken. Graeber labelt dit werk als ‘bullshit jobs’. Ze zijn volgens Graeber vooral te vinden in de sectoren van het management, de administratie, marketing en communicatie. En voor die bullshit jobs gelden de wetten van het kapitalisme – efficiëntie en winst – niet. Voor productiewerk gelden die wetten wel. Nogal wat bedrijven reduceren de kosten voor productiewerk en deinzen niet terug voor massaontslagen als dat de efficiënte kan verhogen. Maar zij die een bullshit job hebben, ontsnappen nogal eens aan deze maatregelen. En het is de politiek en de moraal die ervoor zorgen dat we zinloos werk blijven doen.
Verdiep je in het nieuwe voltijds - de 30-urenwerkweek
- De vergeten droom
- Waarom voor iedereen?
- De 30-urenweek voor gendergelijkheid
- De 30-urenwerkweek voor meer engagement
- De 30-urenweek voor meer gezinstijd
- De 30-urenwerkweek voor betere informele zorg
- De 30-urenwerkweek voor een betere gezondheid
- De 30-urenweek voor meer kwaliteit van werk
- De 30-urenwerkweek bij Femma
- Europa en de kortere werkweek
- Hoe realiseer je de 30-urenwerkweek voor iedereen?
Schaar je achter ons onderzoek en doe een gift
Met jouw bijdrage steun jij belangrijk onderzoek over de effecten van minder werken op mensen en hun naasten. De resultaten van het onderzoek gaan we begin 2020 delen met politici en het grote publiek.