Olivier Pintelon reikt in zijn boek ‘De strijd om tijd’ een kader aan.

Eerst en vooral is het belangrijk om productiviteitsgroei om te zetten in tijd. Groeit de productiviteit elk jaar met 1,25% - een conservatieve prognose - dan is een 30-urenwerkweek zonder loonverlies realiseerbaar in negentien jaar.  Met productiviteitsgroei alleen komen we er niet omdat onze economische realiteit te divers is. In de industrie is een jaarlijkse groei van 3% niet abnormaal, in de dienstensector is de groei minder groot. In de zorgsector is ze nagenoeg onbestaande. Met gerichte investeringen moet de overheid haar duit in het zakje doen. ‘De politiek kan de middelen vinden door de bestaande bedrijfssubsidies uit te kammen, de vermogens mee in het bad  te trekken en de terugverdieneffecten te herinvesteren’, schrijft Pintelon. Hij wijst erop dat het bedrijfsleven van de Belgische staat jaarlijks 14 miljard euro aan loonsubsidies opstrijkt. Veel van die subsidies zijn niet rechtstreeks gelinkt aan jobcreatie. ‘Het is de grootste blanco cheque van het land.’ De meest ongezonde subsidies zijn die voor nacht- en ploegenarbeid: goed voor 1,4 miljard euro. Een vermogensbelasting invoeren, is ook belangrijk. Achter het bezit van aandelen, obligaties en beleggingsfondsen gaat een grote ongelijkheid schuil. In 2014 bezat de 10 procent meest vermogenden zowat vier vijfde van alle aandelen. Een meerwaardebelasting op financiële activa levert de schatkist 8,7 miljard euro op,  becijferde het Hoger Instituut voor de Arbeid (K.U.Leuven).

Ten slotte zijn er nog de terugverdieneffecten van de kortere werkweek zelf.  Ze creëert vele banen, dat toonde de invoering van de 35-urenwerkweek in Frankrijk aan. Ze zal er ook voor zorgen dat er (veel) minder nood is aan de individuele verlofstelsels, zoals het tijdskrediet. En ze maakt komaf met de citroenloopbaan die ervoor zorgt dat vele mensen ziek thuis zijn of voortijdig afhaken.

Om de 30-urenwerkweek voor iedereen in te voeren, moet er over een periode van twintig jaar een investering komen tot 17,5 miljard euro (bedragen 2018). Dat komt overeen met 40% van de bruto kosten van de 30-urenwerkweek.

Om de 30-urenwerkweek te realiseren, stelt Pintelon een hordeloop over twintig jaar voor, met een langgerekte aanloop en de invoering van de 35-urenwerkweek als tussenstap. Er is de ‘vrijwillige’ fase, de eerste tien jaren. De overheid investeert in bedrijven en organisaties die vrijwillig overschakelen naar de 35-, 32-, of 30-urenwerkweek. De hoogte van de investering hangt af van de sector om zo de verschillen in productiviteit te weerspiegelen.  In ruil voor de investering werven de betrokken bedrijven en organisaties extra mensen aan. Het geld voor de investering komt van de

1,5 miljard euro waarmee de overheid anno 2018 overwerk, shift- en nachtwerk aanmoedigt. De investeringslijn groeit aan tot 17,5 miljard euro zodat ze de verplichte 35-urenwerkweek (na tien jaar) en de verplichte 30-urenwerkweek (na twintig jaar) realiseert.