30-urenweek

Geïnspireerd door voorbeelden in Nieuw Zeeland, Zweden en IJsland experimenteren we in 2019 met de kortere werkweek.  Gedurende 1 jaar stapt Femma over op een 30-urenwerkweek. Om dit mogelijk te maken, herdachten we onze arbeidsorganisatie èn werven we nieuwe collega’s aan.

Waar spenderen we de extra tijd aan? Krijgen we er een energieboost van ? Hoe ervaren kinderen de kortere werkweek? Wordt Femma er een aantrekkelijkere werkgever door? Op die en talloze andere vragen hopen we met dit experiment een antwoord te kunnen geven.

De onderzoeksgroep TOR van de Vrije Universiteit Brussel, het expertisecentrum Kind&Samenleving en arbeidsinnovator Flanders Synergy onderzoeken de impact van de kortere werkweek op de collega’s, op de organisatie Femma èn op de samenleving.  Dit doen ze door de tijdsbesteding op en naast het werk in kaart te brengen, zowel voor als na de invoering van de 30-urenwerkweek.

Op deze pagina vind je een overzicht van getuigenissen, informatie, de voortgang en de resultaten van ons experiment.

FAQ - 30-urenwerkweek

Paragrafen: 

Waarom 30?

In België kennen we een standaardwerkweek van 38 uur. In de realiteit blijken Belgische werknemers die voltijds aan de slag zijn, die standaard redelijk goed te benaderen. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bij voltijds werkende werknemers bedraagt in België 40,7 uur. Voltijds werkende mannen spenderen gemiddeld 41,5 uren aan betaalde arbeid. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bij voltijds werkende vrouwen bedraagt 39,2 uren (100). Wanneer we het deeltijds werk beschouwen, dan zien we dat de gemiddelde arbeidsduur van deeltijdse werknemers 23,7 uur per week bedraagt. Bij mannelijke deeltijdse weknemers is dit gemiddeld 24,5 uur, bij vrouwelijke deeltijdse werknemers gemiddeld 23,5 uur.

Het grootste verschil tussen mannen en vrouwen zit echter in het percentage dat deeltijds werkt. Ongeveer een kwart van alle werkende Belgen werkt in een deeltijdse job. Bij vrouwelijke werkenden is dit 43,6% tegenover 9,7% bij de mannelijke werkenden.

Ook binnen de deeltijds werkenden zien we verschillen naar geslacht: deeltijds werkende vrouwen hebben eerder een halftijdse job, hun mannelijke collega’s een 4/5 job.(101)

Indien we controleren voor deeltijdse arbeid kunnen we ruwweg stellen dat een gemiddelde vrouwelijke werkweek ongeveer 32 uren telt en een gemiddelde mannelijke werkweek 40 uren.

Een standaard van 30 uur als nieuwe norm voor het voltijds sluit volgens Femma beter aan bij de gemiddelde vrouwelijke werkweek dan de standaardnorm van 38 uur. Door de gemiddelde vrouwelijke werkweek bij benadering als norm voor te stellen, erkennen we en komen we tegemoet aan de noden van vrouwen.

Met loonbehoud of niet?

Het voorstel is om arbeidsduurvermindering door te voeren zonder loonbehoud. Hier willen we echter direct de kanttekening maken dat dit niet betekent dat de lage en modale inkomens moeten inboeten. Via systemen van herverdeling willen we ervoor zorgen dat de sociale ongelijkheid afneemt, dat mensen een waardig loon hebben om ‘goed’ te leven. Dit veronderstelt een debat binnen de samenleving over verscheidene punten:

  • Wat is een ‘waardig’ loon?
  • Wat verstaan we onder ‘goed’ leven?
  • Wat is een redelijke spanning tussen lonen binnen een bedrijf?
  • Wat moeten de overheid, werkgevers en vakbonden doen om loonniveaus te bekomen die verzoenbaar zijn met sociale gelijkheid en duurzaamheid?

Wij ijveren voor een gefaseerde en geleidelijke invoer van de 30-urige werkweek. Er zijn verschillende pistes om dit aan te pakken. Zo kan je bijvoorbeeld van bepaalde beroepen vragen dat ze elk jaar de productiviteitswinst (deels) omzetten in extra tijd in plaats van loonsverhoging. Of je kan jonge mensen nieuwe contracten aanbieden volgens de 30-urige werkweek (met bijpassing door de overheid via herverdeling), zodat je op den duur automatisch naar een standaard 30-urige werkweek gaat.

Wat met zorgverloven?

We stellen het voorstel van het flexibel mantelzorgverlof voor. We kiezen het als aanvullend op zorgverloven . Zorgverloven hebben vooral de genderongelijkheid in de hand gewerkt, omdat men nog steeds uitgaat van de mannelijke norm van 40 uur waar men op inboet.

Wat met mensen die minder werken of meer wensen te werken?

Mensen kunnen binnen het 30-urenstelsel zelf kiezen om minder of meer uren aan betaald werk te spenderen, net zoals dat nu het geval is bij de 38-urige werkweek. Het doel is wel dat de 30-urige werkweek de nieuwe norm wordt waarnaar we streven en waarop het beleid is afgestemd.

Hoe voorkomen dat de werkdruk zal stijgen?

  • Door job-sharing.
  • Productiviteit kan stijgen waardoor de werkdruk niet toeneemt.
  • Deels zullen jobs verdeeld worden over meer personen.

Incentives overheid: job delen tussen personen moet voordeliger zijn voor de werkgever dan één job met lange uren.

Waarom structureel invoeren en niet op vrijwillige basis?

We willen de norm, de cultuur veranderen. Wanneer je de individuele keuze laat, dan kom je eigenlijk in het bestaande systeem terecht, waar bepaalde groepen meer gebruik gaan maken van de regeling dan anderen, en hou je bepaalde ongelijkheden in stand.

Hoe realiseer je de 30-urenwerkweek voor iedereen?

Intro: 

Olivier Pintelon reikt in zijn boek ‘De strijd om tijd’ een kader aan.

Paragrafen: 

Eerst en vooral is het belangrijk om productiviteitsgroei om te zetten in tijd. Groeit de productiviteit elk jaar met 1,25% - een conservatieve prognose - dan is een 30-urenwerkweek zonder loonverlies realiseerbaar in negentien jaar.  Met productiviteitsgroei alleen komen we er niet omdat onze economische realiteit te divers is. In de industrie is een jaarlijkse groei van 3% niet abnormaal, in de dienstensector is de groei minder groot. In de zorgsector is ze nagenoeg onbestaande. Met gerichte investeringen moet de overheid haar duit in het zakje doen. ‘De politiek kan de middelen vinden door de bestaande bedrijfssubsidies uit te kammen, de vermogens mee in het bad  te trekken en de terugverdieneffecten te herinvesteren’, schrijft Pintelon. Hij wijst erop dat het bedrijfsleven van de Belgische staat jaarlijks 14 miljard euro aan loonsubsidies opstrijkt. Veel van die subsidies zijn niet rechtstreeks gelinkt aan jobcreatie. ‘Het is de grootste blanco cheque van het land.’ De meest ongezonde subsidies zijn die voor nacht- en ploegenarbeid: goed voor 1,4 miljard euro. Een vermogensbelasting invoeren, is ook belangrijk. Achter het bezit van aandelen, obligaties en beleggingsfondsen gaat een grote ongelijkheid schuil. In 2014 bezat de 10 procent meest vermogenden zowat vier vijfde van alle aandelen. Een meerwaardebelasting op financiële activa levert de schatkist 8,7 miljard euro op,  becijferde het Hoger Instituut voor de Arbeid (K.U.Leuven).

Ten slotte zijn er nog de terugverdieneffecten van de kortere werkweek zelf.  Ze creëert vele banen, dat toonde de invoering van de 35-urenwerkweek in Frankrijk aan. Ze zal er ook voor zorgen dat er (veel) minder nood is aan de individuele verlofstelsels, zoals het tijdskrediet. En ze maakt komaf met de citroenloopbaan die ervoor zorgt dat vele mensen ziek thuis zijn of voortijdig afhaken.

Om de 30-urenwerkweek voor iedereen in te voeren, moet er over een periode van twintig jaar een investering komen tot 17,5 miljard euro (bedragen 2018). Dat komt overeen met 40% van de bruto kosten van de 30-urenwerkweek.

Om de 30-urenwerkweek te realiseren, stelt Pintelon een hordeloop over twintig jaar voor, met een langgerekte aanloop en de invoering van de 35-urenwerkweek als tussenstap. Er is de ‘vrijwillige’ fase, de eerste tien jaren. De overheid investeert in bedrijven en organisaties die vrijwillig overschakelen naar de 35-, 32-, of 30-urenwerkweek. De hoogte van de investering hangt af van de sector om zo de verschillen in productiviteit te weerspiegelen.  In ruil voor de investering werven de betrokken bedrijven en organisaties extra mensen aan. Het geld voor de investering komt van de

1,5 miljard euro waarmee de overheid anno 2018 overwerk, shift- en nachtwerk aanmoedigt. De investeringslijn groeit aan tot 17,5 miljard euro zodat ze de verplichte 35-urenwerkweek (na tien jaar) en de verplichte 30-urenwerkweek (na twintig jaar) realiseert.

Call to action: 

Schaar je achter ons onderzoek en doe een gift

Met jouw bijdrage steun jij belangrijk onderzoek over de effecten van minder werken op mensen en hun naasten. De resultaten van het onderzoek gaan we begin 2020 delen met politici en het grote publiek.

Europa en de kortere werkweek

Intro: 

In 1961 pakte de Raad van Europa uit met het Europees Sociaal Handvest. Het vulde het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat op politieke en burgerrechten focust, aan met sociale grondrechten.

Paragrafen: 

Artikel 2 van dit handvest, dat in 1996 werd herzien, heeft het over billijke arbeidsvoorwaarden. Het stelt in §1 dat de ondertekende lidstaten ‘redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden vast moeten stellen, waarbij de werkweek geleidelijk dient te worden verkort voor zover de vermeerdering der productiviteit en andere van invloed zijnde factoren zulks toelaten’.

Het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) ziet toe op de opvolging van het Europees Sociaal Handvest. Het interpreteert artikel 2 §1 als volgt: ‘Article 2 §1 provides also for the progressive reduction of weekly working hours, to the extent permitted by productivity increases and other relevant factors. These ‘other factors’ may be the nature of the work and the safety and health risks to which workers are exposed. This obligation is closely related to the reasonable nature or otherwise of working time. The widespread introduction of a working week of less than 40 hours has greatly reduced the need to shorten the working week .’

Het ECSR meent dus dat de wijdverspreide invoering van werkweken die minder dan 40 uur bedragen de nood om de werkweek nog verder te verkorten grotendeels heeft weggewerkt .  Alvast het Europese vakbondsinstituut ETUI gaat met deze vaststelling en interpretatie van artikel 2 §1 niet akkoord. ‘Het ECSR verwijst naar een (voorbije) trend: de reductie van de werktijd naar 40 uren per week.  Zelfs als dit een accurate weergave is , blijft de verplichting om de werkweek progressief te verkorten. Dit artikel is namelijk een dynamisch artikel. Het dynamische karakter verplicht de ondertekenaars ertoe om te blijven zoeken naar verdere arbeidstijdverkorting als de voorwaarden ertoe vervuld zijn. En het dynamische karakter begrenst ook de tegengestelde evolutie, die van een verlenging van de wekelijkse arbeidstijd.’ Het ETUI vraagt het ECSR om op een andere manier naar de opvolging van artikel 2§ 1 te kijken. ‘Vanuit de principes die de internationale arbeidsorganisatie (ILO) hanteerde toen ze in 1919 de 48-urenwerkweek en de achturenwerkdag als standaard naar voren schoof èn met aandacht voor het dynamische karakter van  het artikel. Daarbij moeten de gezinsverantwoordelijkheden van de werknemers mee in rekening worden gebracht .’

De Europese Commissie – één van de ondertekenaars van het Europees Sociaal Handvest - voerde noch de 40-urenwerkweek in, noch bekijkt ze het artikel 2§1 als een dynamisch artikel richting verdere verkorting van de wekelijkse werktijd.  Het past niet in haar economisch beleid. Sinds haar witboek over ‘Groei, Concurrentievermogen en Werkgelegenheid’ (1994) stelt ze dat de economie moet groeien, concurrentiëler moet worden èn veel meer banen moet scheppen. En daarvoor moet er een nieuwe synthese tot stand gebracht worden tussen werk en de eisen van de economie. De arbeidsmarkt is te star, vindt de Europese Commissie, en die starheid is verantwoordelijk voor een groot deel van de werkloosheid. Ze wil daarom dat de lidstaten hun arbeidswetgeving, hun systemen voor het onderhandelen van arbeidsovereenkomsten, en hun sociale bescherming onder de loep nemen en aanpassen met het oog op het ‘verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt’. Het witboek heeft het niet over ‘redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden waarbij de werkweek geleidelijk dient te worden verkort voor zover de vermeerdering der productiviteit en andere van invloed zijnde factoren zulks toelaten’. Nee, de Commissie heeft het over werktijd als ‘een instrument ter verbetering van het concurrentievermogen’ en over een gedecentraliseerde aanpak van de werktijd op maat van de ondernemingen. Tegenover redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden plaatst ze ‘een gediversifieerde arbeidsduur op jaarbasis’. Een algemene arbeidstijdverkorting past niet in haar verhaal. ‘Dit zou leiden tot een daling van de productie vanwege het probleem om gekwalificeerd personeel en een optimale benutting van de apparatuur af te stemmen op het aanbod van arbeidskrachten’. Hoort wel thuis in het receptenboek, naast de al eerder genoemde gediversifieerde arbeidsduur op jaarbasis: het vergroten van de mogelijkheden voor deeltijds werk (‘dit beantwoordt zowel aan de wensen van de werknemers als van de werkgevers’).

De Europese Commissie heeft het niet met de ‘strakke werkweken van 37 of 39 uren’. Zelf legt ze in 2003 in haar richtlijn 2003/88/CE de grens op een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 48 uren over een referteperiode van vier maanden. De Internationale Arbeidsorganisatie ILO schoof die standaard van 48 uren omwille van gezondheids- en veiligheidsredenen al in 1919 in een conventie naar voor. Een standaard die wel bij die tijd paste – een tijd waarin de vrouwen geacht werden thuis te blijven voor de kinderen en het huishouden - maar absoluut niet meer bij de jaren ’90. ‘De standaard van 48 uren benadeelt vrouwen en iedere volwassene die werk met zorg moet combineren. Zij worden gedwongen te kiezen tussen vele uren werken in een slechtere mentale conditie voor een gelijk inkomen of te kiezen voor minder uren werken en  minder te verdienen. De norm zorgt voor genderongelijkheid.’ (75)

De Europese Commissie geeft geen gevolg aan artikel 2§1. Meer nog: haar beleid zorgde en zorgt ervoor dat arbeidstijdverkorting als sociaal grondrecht een politiek taboe werd in haar lidstaten. In ons land geldt het witboek nog altijd als leidraad voor de politiek inzake arbeidstijden: de wet-Peeters is er de emanatie van.

Ondanks het officiële taboe klinkt de roep om een collectieve arbeidstijdverkorting de jongste jaren steeds luider, en dit om verschillende redenen:

  • als strategie om arbeid te herverdelen en zo de werkloosheid te verkleinen;
  • als strategie om werk en gezin beter te combineren;
  • als voorwaarde om te komen tot M/V-gelijkheid op economisch gebied;
  • als mede-antwoord op de ecologische crisis;
  • om ruimte te creëren voor onbetaalde arbeid: zelfzorg, vrijwilligerswerk en zorgarbeid.

Wil je de ontwikkelingen over arbeidstijdverkorting op de voet volgen, dan:

Call to action: 

Schaar je achter ons onderzoek en doe een gift

Met jouw bijdrage steun jij belangrijk onderzoek over de effecten van minder werken op mensen en hun naasten. De resultaten van het onderzoek gaan we begin 2020 delen met politici en het grote publiek.

De 30-urenwerkweek bij Femma

Intro: 

In november 2016 zette de Raad van Bestuur van Femma het licht op groen voor het actieonderzoek ’30-urenwerkweek’, als uitvoering van de Strategische Doelstelling 4: ‘Evenwichtig en Kwaliteitsvol Combineren van betaalde en onbetaalde arbeid door mannen en vrouwen staat hoog op de maatschappelijke agenda’.

Deze strategische doelstelling is een onderdeel van het Beleidsplan 2016-2020. Op basis van de kwaliteit en de uitvoering van dit beleidsplan ontvangt Femma subsidies vanuit het decreet sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Paragrafen: 

We onderzoeken zelf wat een verandering van de norm teweegbrengt om zo het maatschappelijk debat over kwaliteitsvol combineren te voeden. We beperken het onderzoek niet tot de effecten van minder werken op de werkvloer en de effecten op onszelf, het personeel. Neen, we onderzoeken de effecten van minder betaald werken op alle vormen van arbeid: sociale arbeid (vrijwilligerswerk), zorgarbeid (kinderenzorg- en opvoeding, mantelzorg) en zelfzorg (ons welzijn). En niet alleen de personeelsleden zijn de ‘onderzoeksobjecten’, ook de partners en kinderen worden meegenomen. Dat maakt ons onderzoek uniek!

Meer dan twee jaar bereidden we het onderzoek voor.  We definieerden vier belangrijke hefbomen:

  • het onderzoek
  • de organisatie
  • het draagvlak
  • de investering

Voor het onderzoek namen we twee partners onder de arm: de tijdbestedingsonderzoeksgroep TOR van de Vrije Universiteit Brussel en het onderzoekscentrum Kind & Samenleving. De eerste voert de metingen uit bij de volwassenen, de tweede bij de kinderen.

Minder uren werken betekent bij Femma ook anders werken.  Als vijf collega’s met een verschillend profiel elk zes uur per week minder werken (van 36 naar 30 uren) dan kunnen we hun werk niet opvangen door één collega extra aan te werven.  In samenwerking met Flanders Synergy, een expert in arbeidsinnovatie, dachten we na over hoe we ons werk effectiever konden organiseren.  In september 2018 gingen we van start in een nieuwe arbeidsorganisatie. Een organisatie die beter is afgestemd op de realisatie van de missie van Femma.  Een teamcoach begeleidt de werking van de nieuwe teams.  Met effectiever werken, vangen we 20% van de uren op die we minder gaan werken. 
De resterende 80% vangen we op door nieuwe collega’s aan te werven en een beroep te doen op externe expertise. Dit gebeurde op basis van de noden die de teams aangaven.

De collega’s werden van in het begin betrokken bij het opzetten van dit actieonderzoek:

  • in de stuurgroep die de krijtlijnen uitzette;
  • via verschillende personeelsdagen;
  • via opdrachten als ‘ontwerp je eigen dertigurenwerkweek’;
  • via het sociaal overleg. Elke maand stond de bespreking van het actieonderzoek op de agenda van de ondernemingsraad.

Die betrokkenheid vonden wij erg belangrijk en betekende ook veel voor het actieonderzoek. Zo kozen we er bijvoorbeeld voor om geen vast ontwerp in te voeren: een zesurenwerkdag of een vierdagenwerkweek. De collega’s kozen zelf de formule die het best bij hun past. Wel met een aantal beperkingen:

  • We werken effectief dertig uren per week en niet gemiddeld. Het onderzoek meet immers de effecten van dertig uren werken per week en niet van gemiddeld dertig uren werken op jaar- of maandbasis.
  • We werken dertig uren per week in vier of vijf dagen. Niet in drie dagen van tien uur. Standaard tien uur per dag werken, vinden we vanuit productiviteitsoogpunt niet efficiënt en het bemoeilijkt de teamwerking
  • Slechts een beperkt aantal overuren is toegestaan.

Op 1 januari 2019 ging het actieonderzoek van start. Gedurende één jaar werken de personeelsleden in een effectieve 30-urenwerkweek, met behoud van loon. De investering in de extra aanwervingen (we creëren jobs!) en in het loonbehoud doet Femma zelf. Voor het onderzoeksluik - de metingen door TOR en Kind & Samenleving kostten zo’n 80.000 euro - doen we een beroep op fondsen van organisaties en mensen die het onderzoek waardevol vinden.

We organiseren dit actieonderzoek om eruit te leren, de expertise te delen èn om het maatschappelijk debat te stimuleren. Het onderzoek is waardevol maar heeft uiteraard ook zijn beperkingen. Omdat het een onderzoek op organisatieniveau is, mogen de resultaten ervan niet zomaar vertaald worden naar het maatschappelijke niveau. De partners van de personeelsleden gaan niet minder werken, wat bij een collectieve arbeidsduurvermindering op maatschappelijk niveau wel het geval is. En dat beïnvloedt natuurlijk de resultaten. Ook is het een onderzoek dat maar één jaar loopt. We kunnen bijvoorbeeld niet onderzoeken of de kortere werkweek mensen in staat stelt om langer te werken. (74)

Call to action: 

Schaar je achter ons onderzoek en doe een gift

Met jouw bijdrage steun jij belangrijk onderzoek over de effecten van minder werken op mensen en hun naasten. De resultaten van het onderzoek gaan we begin 2020 delen met politici en het grote publiek.

De 30-urenweek voor meer kwaliteit van werk

Intro: 

In de kwaliteit van het werk speelt het arbeidsvolume een belangrijke rol. De werkbaarheidsmonitor van de SERV meet de kwaliteit van het werk aan de hand van drie sleutelfactoren: ‘leren en motiveren’, ‘werkstress’ en ‘werk-privébalans ’. 

Paragrafen: 

De arbeidsduur blijkt een cruciale en quasi-rechtlijnige voorspeller te zijn van evenwicht versus onevenwicht in de werk-privébalans.
Van de mensen met een kleine deeltijdse baan zegt 5% problemen te hebben met de combinatie van werk en privé (70). Bij de grote deeltijders is dit 10,6% en van de voltijdse werknemers signaleert 13,5% een onevenwicht tussen werk en privé. Bij voltijders die overwerken, stijgt het percentage tot 19,2% bij matig structureel overwerk en tot 35,5% bij intensief overwerk (Publicatie SERV).
Qua werkstress toont de werkbaarheidsmonitor aan dat er een probleem is met de norm van voltijds werken en dat vier vijfde gaan werken (een populaire strategie) vaak geen soelaas biedt. De werkstress tussen voltijds werkenden en mensen die vier vijfde werken, is nagenoeg dezelfde: 36,4% versus 34,2%. Deze resultaten bevestigen:

  • dat een deeltijdse job zelden gepaard gaat met een overeenkomstige vermindering van de werklast. Vier vijfde werken betekent met andere woorden hetzelfde werk doen in minder uren.
  • dat vooral mensen met zorgverantwoordelijkheden, beginnende gezondheidsproblemen of afnemende veerkracht minder gaan werken. Ze stoten op de limieten van hun kunnen. Zo bekeken dragen grote deeltijdse jobs helaas  bij tot het hardnekkig inzetten  van werknemers die het moeilijk hebben om aan boord te blijven.

De 30-urenwerkweek met een waardig inkomen

Draagt minder werken vandaag vaak bij tot een beter evenwicht tussen werk en privé, voor je inkomen is het minder goed. In 2011 pakte het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen voor het eerst (en jammer genoeg voorlopig voor het laatst ook) uit met een onderzoek dat de inkomens van vrouwen en van mannen analyseerde (71). Tot nog toe werden die inkomens alleen op gezinsniveau onderzocht, wat de ongelijkheden, de financiële afhankelijkheid en het armoederisico verdoezelt.
36% van de vrouwen en 11% van de mannen is financieel afhankelijk (72). Dit betekent dat ze over een individueel inkomen beschikken dat lager is dan 60% van het individueel mediaan inkomen. Voltijds werken, is het beste middel om financiële afhankelijkheid te voorkomen. Voor wie deeltijds werkt, vergroot de kans op afhankelijkheid met 13,5 procentpunt bij vrouwen en met 12,8 bij mannen. Zowel bij vrouwen als bij mannen wordt inactiviteit het meest met de sterkste financiële afhankelijkheid geassocieerd. De weerslag van werkloosheid en pensioen is veel groter voor vrouwen dan voor mannen met dezelfde kenmerken. Op dit niveau komen de effecten van de niet-individualisering van sociale rechten en van de onderbroken en deeltijdse loopbaan tot uiting, toont het onderzoek aan.

Vrouwen in koppels zijn het meest financieel afhankelijk. Bij 42% van de koppels is één van beide partners financieel afhankelijk en meestal (90%) is dit de vrouw. De verklaring? De kinderen. De verschillen bij een koppel nemen toe met het aantal kinderen.
Organiseren we arbeid rond een nieuwe voltijdse norm van dertig uren per week dan:

  • Werk je de inkomensongelijkheden en -afhankelijkheden binnen koppels verder weg. Een voltijds werknemersstatuut behoedt vrouwen immers het meest voor ongelijkheden binnen een koppel;
  • Werk je de financiële afhankelijkheid van vrouwen tout court mee weg: voltijds werken is immers het beste middel om armoede te voorkomen.

Een nieuwe norm voor voltijds werk betekent dat je met dit loon waardig moet kunnen leven. Dit veronderstelt een debat binnen de samenleving over verscheidene punten:

  • Wat is een ‘waardig’ loon?
  • Wat verstaan we onder ‘goed’ leven?
  • Wat is een redelijke spanning tussen lonen binnen een bedrijf?
  • Wat moeten de overheid, werkgevers en vakbonden doen om loonniveaus te bekomen die verzoenbaar zijn met sociale gelijkheid en duurzaamheid?

Onderzoeker Matthias Somers toonde recent aan dat wie niet kan rekenen op twee inkomens, het steeds moeilijker heeft om aan te haken bij die levensstandaard die door tweeverdienersgezinnen wordt gezet (73). De maatschappelijke omslag van het kostwinnersmodel naar het tweeverdienersmodel zorgde voor een verhoging van de levensstandaard van de middenklasse. Voor wie niet kan steunen op een dubbel inkomen uit arbeid – alleenstaande ouders bijvoorbeeld - wordt het steeds moeilijker om die standaard te halen. Daarbij komt dat de inkomens uit arbeid de laatste drie decennia ook niet gelijkmatig over de verschillende inkomensklassen evolueerden. Hoe lager op de inkomensladder, hoe trager de uurlonen erop vooruitgingen. Zo wordt het ook als je werkt maar tot de lagere inkomensklassen behoort, steeds moeilijker om aan te haken bij de levensstandaard die de middenklasse erop nahoudt. Dat betekent niet alleen dat zij moeten zien rond te komen met een inkomen dat steeds verder onder de mediaan ligt, dus onder het niveau waarover middenklassers beschikken, maar ook dat zij zich met dat magere inkomen van steeds minder nochtans essentiële basisvoorzieningen kunnen verzekeren. Zelf een eigen huis kunnen kopen, is een droom die voor velen onbereikbaar wordt. De stijgende koopkracht van de tweeverdienende middenklasse en overheidsbeleid stuwen de huizenprijzen steeds hoger, terwijl de inkomens van wie lager op de sociale ladder staat steeds verder achterblijven.

Om iedereen aan boord te houden in deze veranderende samenleving zal één magic bullet niet volstaan, zegt Somers. ‘Het zal niet zo makkelijk zijn als zeggen dat 'de uitkeringen omhoog moeten'. Ook dat moet, maar daar is een alleenstaande ouder die werkt voor een mager loon nog niet mee gebaat. Het zal een kwestie zijn van zoeken naar manieren om die lage lonen structureel de hoogte in te duwen, en de kloof die de laatste decennia ontstaan is tussen die lagere lonen en middenklasse lonen terug te dichten. Het zal zaak zijn een woningmarkt te ontwikkelen waarin iedereen weer terecht kan: door eigenaarschap terug bereikbaar te maken voor iedereen, of door een forse impuls te geven aan sociale huurmaatschappijen die een veel grotere groep moeten kunnen bedienen dan enkel de allerlaagste inkomens.’

Call to action: 

Schaar je achter ons onderzoek en doe een gift

Met jouw bijdrage steun jij belangrijk onderzoek over de effecten van minder werken op mensen en hun naasten. De resultaten van het onderzoek gaan we begin 2020 delen met politici en het grote publiek.

De 30-urenwerkweek voor een betere gezondheid

Intro: 

Tussen gezondheid en werktijd is er een lineair verband. In vergelijking met deeltijds werk (minder dan 35 uur per week) verhoogt voltijds werk (35-48 uur per week) de gezondheidsrisico’s met 20 tot 70%. Werkweken van meer dan 48 uur zorgen zelfs voor een verhoging van de gezondheidsrisico’s met 50 tot 100%.(67)

Paragrafen: 

Heb je amper huishoudelijke en zorgbeslommeringen rond je hoofd – zoals het vroeger in het kostwinnersmodel was – dan kan je als gemiddelde vrouwelijke werknemer een werkweek van 44,7 uren per week aan en als een gemiddelde mannelijke werknemer een werkweek van 47,2 uren, zonder dat je mentale gezondheid eronder lijdt (68).  Neem je de sociaal-economische ongelijkheden(69) tussen mannen en vrouwen mee in dit verhaal dan vergroot de genderkloof. Als gemiddelde vrouwelijke werknemer kan je dan een werkweek van 40,6 uren aan, als gemiddelde mannelijke werknemer eentje van 49,6 uren.

Een heel  ander verhaal wordt het als je werk, zorg en huishouden combineert. Besteed je 28 uren per week aan zorg en huishouden dan kan je als gemiddelde vrouwelijke werknemer een werkweek van 32,3 uren aan, als gemiddelde mannelijke werknemer eentje van 39,5 uren per week. Neem je wederom de sociaal-economische ongelijkheden tussen mannen en vrouwen mee dan vergroot de genderkloof. Als gemiddelde vrouwelijke werknemer kan je dan een werkweek van 31,3 uren aan, als gemiddelde mannelijke werknemer een van 42,3 uren.

De tendens om arbeidsmarkten en arbeidstijden te deregulariseren, neemt niet af. Vele landen verbieden werkweken van meer dan 48 uren en zorgen voor minimale dagelijkse en wekelijkse rustperiodes. Zo’n regelingen bieden ietwat bescherming maar voldoen niet voor zij die zorg, huishouden en werk combineren. Bij vele jobs horen immers arbeidstijden die nefast zijn voor de mentale gezondheid van vrouwen en elke volwassene die werk, huishouden en zorg combineert.  ‘Als we als samenleving hier geen rekening mee houden, verplichten we vrouwen te kiezen tussen vele uren werken waarbij ze hun mentale gezondheid op het spel zetten of minder uren werken en zo de sociaal-economische genderongelijkheid te vergroten’, besluit het onderzoek naar de relatie tussen arbeidstijd, gender en mentale gezondheid(68).

Ook in ons land zet de dereguleringstrend zich verder (zie Wet Peeters) ook al combineren vele werkenden hun baan met een flinke portie huishouden en zorg. Op www.tijdsonderzoek.be kan je de tijdsbesteding nagaan van verschillende groepen Vlamingen. Filter je op ‘voltijds werkende vrouwen met kinderen en partner voor de leeftijdscategorieën 25-64 jaar’, dan krijg je de volgende tijdsbesteding te zien:

  Huishouden Kinderzorg en hulp aan andere huisgenoten Betaald werk
25-39 jaar 16u 29min 9u 57min 31u 18min
40-54 jaar 19u 6min 1u 39min 33u 23min
55-64 jaar 23u 21min 4u 32u 35min

Op basis van bovenstaand onderzoek kunnen we stellen dat ook de arbeidstijdenregeling in ons land niet volstaat om werk, huishouden en zorg op een gezonde manier te combineren.

Gezondheidsbevorderend bleek In Zweden alvast de invoering van de dertigurenwerkweek in het rusthuis Svartedalen (Goteborg). Het ziekteverzuim daalde er tijdens het twee jaar durende onderzoek met 5%. Maar er is nog veel meer. De werknemers  gaven aan dat:

  • hun energiepeil met maar liefst 143% was gestegen;
  • ze meer positieve stress ervaarden: een stijging met 105%;
  • hun werktevredenheid fors was toegenomen, met 59%;
  • ze minder vermoeid waren: een verbetering met 51%;
  • ze meer fysiek actief waren: een verbetering met 24%;
  • hun algemene gezondheid verbeterd was: een stijging met 11%;
  • en ze minder last hadden van spieren en gewrichten (- 10%).

De kortere werkweek draagt duidelijk bij tot het realiseren van een ‘positieve gezondheid’, een visie op gezondheid die de jongste jaren opgang maakt. Ze is ontwikkeld door de Nederlandse onderzoeker Machteld Huber.  Gezondheid gaat niet alleen over de aan- of afwezigheid van ziekte. Gezondheid gaat over het vermogen van mensen om met de fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan en zoveel mogelijk eigen regie te voeren. Zes dimensies zijn hierbij belangrijk: het fysiek functioneren, het mentaal functioneren, zingeving, kwaliteit van leven, sociale participatie & het dagelijks functioneren.  In ons land koos CM ervoor om te gaan werken met het concept. Het vormde zich om van een ‘ziekenfonds’ tot een ‘gezondheidsfonds’ en richtte een ‘Stichting Positieve Gezondheid’ op.

Call to action: 

Schaar je achter ons onderzoek en doe een gift

Met jouw bijdrage steun jij belangrijk onderzoek over de effecten van minder werken op mensen en hun naasten. De resultaten van het onderzoek gaan we begin 2020 delen met politici en het grote publiek.

Pagina's